Van harte welkom op dit nieuwe (tijdelijke) weblog. Ik hoop dat u hier met veel plezier zult lezen. Reacties worden op prijs gesteld, maar houd het netjes alstublieft.

Alle stukjes die ik hier plaats, zijn van mijn hand. Voor overname, op welke manier dan ook, is altijd toestemming nodig.

So, if you wanna know me, just read my words.

SCHIJN

“Zeg Trui, moet je niet weer eens een stukkie schrijven?”

“Nee, geen zin.”

“Dan maak je toch zin.”

“Kijk, dat vind ik dus het probleem, dat ik zin moet maken. Dat wil ik helemaal niet. Ik wil gewoon met regelmaat enthousiast gaan zitten en dan schrijven, of lezen en reageren. Maar dat lukt me niet meer.”

“Hè, hoe komt dat nou? Je hebt er altijd zo’n plezier in gehad. Het geven en vooral het krijgen van reacties vond je zo leuk.”

“Vond, ja. Nu niet meer zo.”

“Waarom niet? Ik snap er niks van. Wat ga je dan doen?”

“De logwereld is niet echt, alles is maar schijn.”

“Hoe kom je daar nou opeens bij? De stukjes die je schrijft zijn toch echt? En de stukjes die door anderen worden geschreven zijn net zo echt, dus, wat bedoel je nou eigenlijk?”

“Laat maar zitten, ik heb ook geen zin in een discussie.”

“Nee, nu wil ik het weten ook. Wat bedoel je precies?”

“Weet je, toen ik begon met bloggen in 2007, was alles nieuw en leuk en aardig. Al snel had ik een vaste groep bloggers om te bezoeken. Een groep die ook regelmatig bij mij kwam. Dat was leuk en er ontstonden zelfs vriendschappen zonder de mensen ooit gezien te hebben. Dacht ik.”

“Wat is er dan veranderd?”

“Dat weet ik niet precies, maar het is nu gewoon anders. Er zijn nog steeds vaste bezoekers en daar ben ik ook blij mee, maar er zijn er ook die om de een of andere duistere reden niet meer langskomen en me zelfs uit hun linkenlijst hebben geknikkerd. En dat vind ik dus niet leuk.”

“Jemig mens, daar trek jij je toch niets van aan? Je schrijft toch voor jezelf?”

“Dat zegt manlief ook, maar ik trek het me wèl aan en daarom kap ik er mee.”

“Dat vind ik dus dom.”

“Dat mag, maar ik doe het toch.”

“Jammer.”

Voorlopig verdwijn ik dus uit logland. Misschien kom ik ooit hier terug. Misschien begin ik ooit ergens anders opnieuw. De toekomst zal het leren. Dank aan alle trouwe bezoekers en misschien tot ziens/schrijfs.

FRANS

“Hé Trui, wat ben jij actief vandaag, zeg. Ben ik niet van je gewend.”

“Valt wel mee toch? Zo veel heb ik nou ook weer niet gedaan. Ik moet nog wel….”

“Doe eens even rustig aan, ga eerst eens zitten.”

“Ik heb net al gezeten, toen ik mijn broodje at. Ik wil de keuken nog een slinger geven.”

“Die keuken kan wel wachten, die loopt echt niet weg. Zit!”

“Woef.”

“Sorry, zo bedoel ik het niet. Maar je loopt de hele dag al te rennen, dus ik dacht dat je wel aan wat rust toe zou zijn.”

“Ik maak gewoon gebruik van het feit, dat manlief vandaag naar kantoor is. Ik heb mijn handen even vrij om lekker aan de slag te gaan.”

“Dat kan toch ook als ie thuis is?”

“Ja, dat kan, maar dan gebeurt het niet, althans, het gebeurt wel, maar dan vaak met de Franse slag. We vinden het veel te leuk om gezellig samen koffie te drinken, te kletsen of een spelletje te spelen.”

“Dat is natuurlijk ook leuk en gezellig, maar je kunt toch ook samen aan de slag gaan?”

“Heb jij wel eens geprobeerd om met z’n tweeën een wc schoon te maken? Of te stofzuigen?”

“Nee, oké, dat is lastig, maar dat betekent niet dat jij vandaag de hele dag aan het schoonmaken moet gaan.”

“Doe ik ook niet, alleen die paar dingen. Trouwens, als ik het goed begrepen heb, is ie alweer onderweg naar huis.”

“Dus kun je nu net zo goed blijven zitten.”

“Je heb gelijk, ik kap ermee. Koffie dan maar?”

“Nouhou, lekker! Maar dan zet ik het, kun jij lekker blijven zitten.”

Gelukzalig zuchtend, schuif ik de poef onder mijn benen en leun achterover. Eigenlijk is die Franse slag zo gek nog niet.

VISSEN EN ZO

Ja, het zit erin, het plaatje. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar het lijkt wel goed te gaan. Ik moet natuurlijk niet op een houtje gaan zitten bijten, want dat lukt nog niet. Ik kan nog geen echte kracht zetten, want dat is dan toch weer behoorlijk gevoelig op de plaats van de getrokken tand. Maar voorlopig ziet het er goed uit. Dus nu over op andere zaken.

Heel voorzichtig probeert de zon hier door te breken. Ik moedig hem luidkeels aan, maar hij komt wat traag op gang. Ach, ook voor de zon is het maandag, zal ik maar denken. Ik vind echter wel, dat hij wat harder zijn best zou moeten doen, want ik ben bang dat door het koude en sombere weer van de laatste tijd, onze vissen het niet overleefd hebben. Vorig jaar hebben ze geen problemen gehad door de vorst, maar nu ligt het anders. Manlief heeft al een aantal keren gecheckt, maar geen vis kunnen ontdekken. Het wordt tijd dat het ijs verdwijnt van de vijver. Ik heb echter net gelezen dat er weer een koudeperiode aankomt. Arme vissen. (kleine update: ik heb net zelf even gekeken en twee kleine visjes gezien, dus in ieder geval zijn ze niet allemaal verdwenen)

Vanochtend vond ik een kort, maar droevig mailtje in mijn mailbox. De man van mijn nicht in Australië is gisteren overleden. Hij is 82 jaar geworden. Wij hebben hem leren kennen tijdens ons eerste bezoek aan Down Under, in 1999. We hebben toen bij ze gelogeerd en een aantal heerlijke en gezellige dagen beleefd. Ook tijdens ons tweede bezoek zijn we een week bij ze geweest. Toen was onze jongste zoon er ook bij. Die kon zo goed met de man overweg, dat was echt prachtig om te zien. Later toen een andere zoon met zijn (toen nog) vriendin een jaar in Australië was om te werken en rond te treken, was ook hij van harte welkom om te komen logeren. Ook zij hebben een geweldige tijd gehad. Het vreemde is, dat je zo ontzettend welkom bent, terwijl je elkaar toch helemaal niet kent.  Je weet toch niet wie je in huis haalt. Maar daar geldt gewoon, dat iedereen die van ver komt, kan blijven logeren. Een prachtige instelling, die ik hier niet zou durven uitproberen.

Maar Cees is niet meer. Moge hij rusten in vrede.

Sinds vorige week donderdag zijn er wat problemen met het internet. Zo is het beschikbaar en zo is het weer weg. Ben je net ergens mee bezig en floep! lig je der weer uit. Is knap lastig, maar hopelijk blijft het nu lang genoeg actief om dit stukje te kunnen plaatsen.

PLAATJE

Het ging dus niet goed. Vier dagen heb ik rondgelopen met een plaatje in mijn mond, stug van plan vol te houden. Maar het deed pijn. Heel veel pijn. De tandarts had gezegd, dat ik contact op moest nemen als ik problemen had, maar je gaat toch niet na één á twee dagen al roepen dat het niet zo lekker zit? Je moet er toch aan wennen. Dacht ik. FOUT! Mijn gehemelte was helemaal stuk en mijn hele mond lag in de kreukels. Tenminste, zo voelde het.

Zondag besloot ik het plaatje uit te houden om mijn gehemelte rust te geven. Vanochtend dacht ik dat het wel weer wat beter ging, maar het plaatje kreeg ik er niet meer in. Tandarts bellen dus. Vanmiddag kon ik meteen terecht. Hij was niet blij. Ik had meteen moeten bellen, toen bleek dat het pijn deed. Het mag geen pijn doen. Oh, oké. Hij heeft gekeken en ik heb weer geprobeerd het plaatje in te doen. Lukte niet. Hij heeft geslepen, geschaafd en geschuurd. Mijn mond ging open en dicht. Plaatje erin, plaatje er weer uit. Net zo lang tot hij tevreden was. Toen moest het er weer uit en nu moet ik een aantal dagen wachten voor ik het weer in mag doen. Mijn gehemelte is nog niet zoals het moet wezen. Zondag ga ik het weer proberen en als het niet goed gaat, moet ik maandag meteen weer bellen. Het blijft een feest.

Ergens heb ik wel mazzel. Ik heb een vrij kleine mond en niemand ziet dat het daar nu een vrij luchtige aangelegenheid is. Ik lach mijn tanden nooit bloot, dus geschikt voor zo’n tandpastareclame was ik toch al niet. In gedachten zie ik allerlei bacteriën slalommen door mijn gebit. Of wat daar nog van over is.

Nu maar hopen dat ik zondag zonder problemen mijn plaatje weer in gebruik kan nemen, zodat eten in ieder geval weer wat makkelijker gaat. Ik word al dat zachte spul toch wel een beetje zat.

GLAS

De afgelopen week heb ik uitermate voorzichtig gegeten, voornamelijk yoghurt, aardappelpuree, bruine bonen e.d. Dat vereiste weinig kauwwerk en zo bleef de losse tand keurig zitten, om gisteren door de tandarts met bruut geweld verwijderd te worden. Niet dat de tandarts een bruut is, integendeel, maar de tand zat toch nog stevig vast en vereiste een behoorlijke krachtsinspanning. Na dik tien minuten was ie er uit. Oh joepie, wat een feest. De rechterkant van mijn gezicht was totaal gevoelloos door de verdoving, dus toen het plaatje in mijn mond werd gedaan, voelde ik ook daar niets van. Het paste en vol goede moed ging ik naar huis.

Toen raakte de verdoving uitgewerkt. Een nog groter feest. Alles in mijn gezicht deed zeer en eten was een nachtmerrie. Dat verdomde plaatje zat me behoorlijk in de weg. Praten deed ik als een dronken tor, mijn tong struikelde om de haverklap over dat akelige ding. Heb je trouwens wel eens een dronken tor horen praten? Nee? Ik ook niet, maar ik stel me zo voor dat dat klinkt zoals ik gisteren probeerde te praten. Er werd een overmatige hoeveelheid aan speeksel geproduceerd, dus ik slikte me wezenloos. Wat ook weer een probleem opleverde, want als mijn tong niet op z’n plaats lag, kreeg ik subiet kotsneigingen. Ja, ik weet het, dit is een zeer smakelijk logje, maar ik ga er van uit dat iedereen zijn lunch inmiddels achter de kiezen heeft. Dus even volhouden nog.

Jongste zoon kwam ’s avonds mee eten en heeft vol overgave de veranderde toestand van mijn mond bewonderd. Vergeleken met wat hij met zijn mond heeft doorgemaakt, stelt dat van mij natuurlijk niets voor, maar toch is hij zeer trots op me. Hij verzekerde me dat ik echt vol moest houden met dat plaatje, omdat een mens gemiddeld drie dagen nodig heeft om te wennen aan vreemde zaken in of aan zijn lijf. Ik geloof hem op zijn woord en houd dan ook stug vol.

De tandarts had gezegd dat het plaatje er ’s nachts uit moest om de wond van de getrokken tand goed te kunnen laten genezen. Klinkt simpel en logisch. Echter, het vereist bijna een medische opleiding om zonder ongelukken een plaatje uit de mond te verwijderen. Maar het is me gelukt. Daar stond ik dan, starend naar het plaatje in mijn hand. Waar moest ik het laten? Uiteindelijk heb ik een glas gepakt, het daarin gedaan en op het aanrecht gezet. Het staarde me grijnzend aan.

Ik ruk mijn blik los en kijk naar manlief, zittend op de bank. Hij heeft al zijn tanden nog, een vrijwel perfect gebit. Om jaloers op te zijn. Hij is gewoon nog als een jonge god. Waar het zijn tanden betreft dan. Ik verplaats mijn blik weer naar het glas met het plaatje en verzucht:

“Dan ben je echt oud hè, als je ’s nachts je tanden in een glas zet.”

 —

HAPPEN

“Nou mevrouw Trui, ik heb een vervelende mededeling voor u.”

De tandarts kijkt me vriendelijk aan. Hij kent me al langer dan vandaag, dus is op de hoogte van het feit, dat ik hem eigenlijk alleen maar aardig vind als ik de stoel weer af mag begeleid door de woorden: prima, alles is in orde. Nu lig ik nog gestrekt en kijk hem angstig vragend aan.

“De tand is gespleten en hangt nog slechts aan een draadje vast. Hij moet er uit.”

“Shoot”, stoot ik zuchtend uit. Dit is geen goed nieuws. Hij kijkt de rest van mijn gebit na en dan mag ik de stoel uit. Kwiek als een jonge meid, sta ik in een tel naast de stoel. De tandarts komt met wat opties. Ik kan bijvoorbeeld doorverwezen worden naar een in implantaten gespecialiseerde tandarts. Of ik kan happen voor een plaatje en dat kan dan bij hem zelf gebeuren. Trui en happen, dat is niet echt een goede combinatie. Het blijkt dat, wat of hoe ik het ook wil, ik zal te allen tijde moeten happen. Hier ben ik dus niet blij mee. Ik kijk manlief aan en zeg: “Ga jij maar vast in de stoel, kan ik even nadenken.”

Natuurlijk heeft manlief geen problemen. Hij is dan ook snel klaar. Ik krijg een snelcursus happen. Mijn grootste probleem is namelijk dat ik totaal geen controle heb als iemand vreemde dingen in mijn mond duwt. Ik mag het zelf droog proberen. Eerst met een soort bitje dat ook voor kinderen gebruikt wordt. Dat gaat goed. Dan laat ie het ding zien waar de smurrie in moet om een goede afdruk te verkrijgen. Man, dat ding is gigantisch groot, past nooit in mijn kleine mond. Denk ik. Ook dat mag ik zelf uitproberen. Het past, als ik tenminste eerst bijna een scheur in mijn mondhoek trek. En ik kan het zonder te kokken in mijn mond houden. Good girl, beloon ik mezelf. Dat was stap twee. Stap drie is weer wat lastiger, er gaat een klein beetje smurrie in. Ik mag de hand met het gevulde smurrieding vasthouden en eventueel tegenhouden. Alhoewel het vreselijk smerig is, blijf ik stoer staren naar een schilderij aan de muur. Het gaat goed. Stap vier is het echte werk. Een volledig smurriegevuld ding gaat mijn mond in. De zachte stem van de tandarts verzekert me dat ik het heel goed doe. Ik kok slechts vier keer, maar niet eens al te heftig. Alle blauwe verfstreken op het schilderij zitten in mijn geheugen gegrift. Er volgt nog een stap vijf. Er moet ook zo’n afdruk van mijn ondergebit worden gemaakt. Vreemd genoeg was dat een beetje pijnlijk. Pffff, ik ben klaar, denk ik. Eh nee, er komt nog een toetje. Oké, ik heb nu al zoveel gekke dingen gedaan, dat kan er ook nog wel bij. Met een kitspuit wordt een of ander laagje op mijn kiezen gespoten en dan moet ik bijten en vasthouden. Dan ben ik echt klaar.

Apetrots ben ik op mezelf. Wie had ooit gedacht, dat ik, Trui, zonder problemen in die vieze rommel zou happen? Ik in ieder geval niet. Opgelucht geef ik de tandarts een hand. Als het meezit, is het plaatje volgende week klaar. Dan mag ik dus terugkomen en wordt de losse tand getrokken. Tot die tijd moet ik dus uiterst voorzichtig eten. Voornamelijk vloeibaar, in ieder geval zacht voedsel. Hij mag er niet voortijdig uitkomen. Ik denk aan onze jongste zoon. Als peuter van anderhalf riep hij al constant “Happen happen happen” als we aan tafel zaten. In de afgelopen jaren heeft hij heel wat moeten happen om een normaal gebit te krijgen. Hij deed het altijd, gewoon omdat het moest. Nu, nu puntje bij paaltje kwam, heb ik het ook gedaan. Gewoon, omdat het moest. Happen.

ONVERWACHT

Zit ik rustig mijn krant te lezen terwijl manlief onder de douche staat, hoor ik heel in de verte iets zoemen. Heel zacht, dus het duurt even voor het echt tot me doordringt. Als het eindelijk zover is, ben ik te laat om de telefoon van manlief op te nemen. Ik weet trouwens niet eens hoe dat ding werkt, dus had ik het eerder gehoord, had ik hem onder de douche moeten duwen. Zwager had gebeld. Oké, manlief zegt dat hij wel terug zal bellen als hij zich keurig gekleed aan de mensheid kan vertonen. Hoeft niet. Zwager belt nogmaals, nu op de huistelefoon. In eerste instantie toch een schrikreactie van mijn kant, want tweemaal achter elkaar proberen? Ik denk dan toch even aan zusje. Er zal toch niet weer….? Nee, gelukkig niet. Ze willen gaan kijken naar kruiend ijs. Dat zou zijn te vinden langs de Oostvaardersdijk. Hebben wij zin om mee te gaan? Natuurlijk hebben we dat. Dik twee uur later, na een snelle bak koffie, gaan we op stap. Niet letterlijk natuurlijk, want dat is een rot end lopen. We gaan met de auto. Kruiend ijs langs de Oostvaardersdijk? Er is nog geen ijsklontje te vinden. Das nou jammer. Zusje heeft een goed idee. Wij laten ons met z’n tweetjes afzetten bij Bataviastad en de mannen gaan andere dingen doen, zoals zoeken naar mooie vogeltjes en zo. In Bataviastad heb ik me dus niet echt af laten zetten, heb een jurkje gescoord voor zeven hele euro’s! Kijk, dat draag je er natuurlijk altijd aan af. Zusje heeft tig kussensloopjes aangeschaft en was helemaal happy, want al zo lang op zoek.

Weer thuis heb ik meteen thee gemaakt. Daarna hebben we zusje en zwager weer uitgezwaaid, want ze wilden vroeg thuis zijn. Wij hebben makkelijk gedaan door een boterham met gebakken ei te eten. Ik wilde een kapje met een beetje boter als toetje. Had ik niet moeten doen. Opeens knapt er iets in mijn mond. Het voelt alsof een tand breekt en een splinter tussen twee tanden ingeklemd zit. Oeps, niet fijn. Ik probeer van alles om het er tussenuit te krijgen. Zonder succes. Ik ga zelfs uitgebreid voor de spiegel staan om te kijken of ik iets kan zien. Niet echt. Wel constateer ik dat een tand los zit. Oeps, ook niet fijn. Gelukkig is het een pijnloze aangelegenheid. Morgenochtend meteen de tandarts bellen voor een spoedafspraak.

Om zeven uur de toespraak van de koningin. Ze treedt af op 30 april. Dat had niemand verwacht na de vrolijke staatsbezoeken van de afgelopen week. Meteen wordt de hele programmering op tv omgegooid. Waarom eigenlijk, vraag ik me af. Ze heeft het alleen nog maar meegedeeld. Er komen teksten en beelden langs alsof de koning net is overleden. Hallo! Ze heeft slechts aangekondigd dat ze aftreedt. Op 30 april. Kijk, dat er enige aandacht aan wordt besteed, begrijp ik, maar dit, de hele avond erover praten, dat snap ik dus niet. Maak er gewoon op 30 april een mooi feestje van. Dan is er alle tijd om het goed voor te bereiden en er hoeven geen programma’s aangepast of omgegooid te worden. Iedereen blij. Toch?

Nu zit ik gewoon ’s avonds een log te tikken. Ja, wat moet ik anders? Al die programma’s over onze (aftredende) koningin zullen nog heel vaak langs komen. En dan te bedenken dat ze nog lang niet dood is. Dan begint het hele circus weer opnieuw. Nou ja, dan hoeven ze alleen de uitzendingen van vandaag te herhalen. Lekker makkelijk.

ZOMERAVOND

Het is nog lekker warm buiten en ik zit dan ook met een glaasje wijn en een sigaretje op mijn balkonnetje. Het is eind augustus en het kan in deze tijd van het jaar bijzonder onaangenaam zijn ’s avonds om 8 uur. Nu is het echter goed uit te houden. De hele week hebben we al van een stralend blauwe lucht met een al even stralend zonnetje mogen genieten.

Op het eerste gezicht lijkt de straat uitgestorven. Vanaf mijn zitplaats zie ik niemand. Wat een rust. Precies wat ik nodig heb. Ik neem een slokje wijn en sluit mijn ogen. Mmmmmmm, zo lekker.

Damn! Van schrik laat ik bijna mijn glas vallen. Luide draaiorgelmuziek verstoort opeens mijn genietmoment. Welke idioot laat in godsnaam een draaiorgel spelen om deze tijd? Precies voor mijn flatgebouw, onder mijn balkon? Hé, er slapen kinderen, sukkel! Niet dat ik zelf kinderen heb, maar er wonen in deze flat wel kinderrijke gezinnen. Het geluid van lachende en pratende mensen mengt zich met de muziek. Lichtelijk geïrriteerd sta ik op en kijk naar beneden.

Van rust is geen sprake meer. Er lijkt een feestje gaande te zijn op het grote grasveld. Groepjes mensen staan bij elkaar en er komen steeds meer mensen bij. Af en toe klinkt een luid gelach. Kijk nou toch! Er zijn zelfs mensen aan het dansen rondom het draaiorgel! Het moet toch niet gekker worden. Sommige mensen sporen echt niet! Verbaasd blijf ik even kijken naar die hossende groep, maar laat me dan weer in mijn gemakkelijke stoel zakken. Proberend dat moment van rust en genot weer terug te krijgen. Nou, dat kan ik wel op mijn buik schrijven.

Van pure ellende ga ik naar binnen en laat me op de bank vallen. Via de tv probeer ik de geluiden van buiten te overstemmen, maar dat lukt niet. Het bevalt me ook helemaal niet. Verdomme, na een dag hard werken in die hitte heeft een mens toch recht op een rustige avond op zijn balkonnetje! Boze opwinding maakt zich van mij meester. Met een wild gebaar trek ik de balkondeur dicht. Het helpt niet veel. Buiten draaien ze nog een tandje bij. Het is verdomme veel te warm in huis om de deur dicht te hebben. De hele dag heeft de zon er op gestaan. Met één nijdige beweging is de deur weer open. Meteen dringt het geluid zich weer naar binnen en niet alleen mijn woonkamer in. Het dringt diep mijn hoofd binnen. Jengel jengel jengel! Dreun dreun dreun.

Met mijn handen stevig tegen mijn oren gedrukt vlucht ik naar de andere kant van de flat. Zelfs daar is het nog goed te horen. Ik ben ingesloten door een kakofonie aan geluiden, die almaar luider en luider lijken te worden. HELP!

Rustig, Sas, laat je niet gek maken, zegt een stemmetje in mijn hoofd. Hoe het door die herrie heen kon komen is me een raadsel. Rustig blijven, vooral rustig blijven. Denk aan iets leuks! Denk aan je laatste vakantie. Weet je nog hoe mooi en fijn je het toen had? Dat brede strand, die vriendelijke mensen. Denk dààr aan. Langzaam kalmeer ik weer een beetje.

Het geluid van buiten is er nog steeds, maar lijkt al minder erg. Een paar keer diep ademhalen doet de rest. Mijn rug leunt tegen het aanrecht en langzaam dringt het tot me door, dat de kraan druppelt. Drup drup drup. Over irritant gesproken! Mijn hoofd voelt behoorlijk warm en kan wel wat afkoeling gebruiken. Met 2 plenzen koud water is dat geregeld. Een wild idee flitst door me heen. Nee, dat kan ik niet maken….toch?

Nog geen 10 minuten later staan 2 met water gevulde emmers op het balkon. Wat een mazzel, dat die ballonnen er nog lagen, overgebleven van een verjaardagsfeestje. Inwendig gniffelend ga ik aan de slag. Met behulp van een trechter vul ik een ballon en leg er een knoopje in. Dan de volgende en de volgende en de volgende. Het is een kleddernat werkje en met water bezig zijn, maakt dorstig. Mijn glas is alweer leeg en ik neem de hele fles maar mee naar het balkon. Giechelend en drinkend knoei ik verder.

 

Drie kwartier, een fles en wel 20 ballonnetjes later, hang ik achterover in mijn stoel. Pffft, eerst even bijkomen van dat inspannende klusje. Mijn kleren zijn drijfnat, maar dat kan me niet schelen. Ik voel me inmiddels een stuk lekkerder. Het draaiorgel speelt nog steeds zijn deuntjes en spiedend glijdt mijn blik over de menigte beneden. Waar moet het eerste ballonnetje terecht komen? Het wordt al een beetje schemerig, maar recht beneden me ontwaar ik een paar fleurig uitgedoste dames. Dat lijkt me wel aardig om mee te beginnen.

Een gil klimt omhoog langs de flat. Ha, een succesvolle worp! Ik druk me bijna plat in mijn stoel, want ik wil uiteraard niet ontdekt worden. Na een paar minuten vliegen er achter elkaar 2 ballonnetjes in de menigte. Het gegil is niet van de lucht. Ik lig in een deuk in mijn stoel en gooi er nog een paar over de reling. Dit is echt lachen!

Er wordt aanhoudend op de deurbel gedrukt. Voor de deur staan de dames van beneden. Bij de één hangt het haar in slierten over haar gezicht. Oeps, een voltreffer! De andere vrouwen hebben slechts een paar natte plekken in hun kleding. Met moeite houd ik mijn gezicht in de plooi en vraag wat ik voor ze kan doen. Een waterval van woorden komt over me heen en uiteindelijk begrijp ik dat er speciaal voor onze flat een straatfeest is georganiseerd. Oh ja? Waarom weet ik daar niks van dan? Echt wel! Iedereen heeft een flyer gehad bij de reclameblaadjes die deze week bezorgd zijn. Ik draai me om en zie op het haltafeltje een stapeltje folders, die daar ongelezen door mij zijn neergelegd. Ik kijk ze door en even later houd ik de vrolijke flyer in mijn hand.

Schuldbewust kijk ik de dames aan, terwijl mijn tong struikelt over de verontschuldigingen.

GRIJS EN WIT

Binnen brandt de kachel en buiten woedt een sneeuwstorm. Nou ja, dat is misschien wat overdreven, maar het sneeuwt. En het waait hard. Dat lijkt dus wel op een sneeuwstorm. Toch? Gelukkig voel ik me een stuk beter dan vorige week. Het helpt al enorm dat de maagpijn weg is. Af en toe heb ik nog de neiging me de longen uit het lijf te hoesten, maar daar is mee te leven. Kortom, het gaat de goede kant op. Nu alleen het weer nog.

Ik kan er niets aan doen, maar ik ben nou eenmaal een mooiweermens. Ik vind de kou helemaal niks. Als die eenmaal in je botten is gekropen, krijg je hem er niet meer uit.

Jeetje, ik kijk net even naar buiten en zie witte sneeuwgordijnen langs waaien. Dit is echt meer dan een simpel sneeuwbuitje, het is gewoon een storm. Een sneeuwstorm. Dus.

Van schrik beginnen mijn tanden te klapperen. Die denken: sneeuw is kou en kou is klapperen. Geen zorgen, ze zitten vast.

Hopelijk gaat dit niet al te lang duren, anders is de hele wereld binnen de kortste keren bedekt met een witte deken. Nou vind ik een deken wel prettig als het koud is, maar ik houd niet zo van witte dekens. Lakens ja, die mogen wit zijn. Dekens horen een prettige warme kleur te hebben. Ik heb geen idee waar het met dit log heen moet, het begint inmiddels een beetje op onzin te lijken, geloof ik. Rustig maar, ik zei dat het de goede kant opging met me, ik heb niet gezegd dat ik (weer) volkomen in orde was. Een tikkeltje gestoord is het nog wel daar boven in mijn hoofd. Ja, daar, boven die klapperende tanden. Dat komt doordat daar een grijze massa zit en geen witte massa. Grijs en wit, dat klikt niet. Ze begrijpen elkaar gewoon niet zo goed.

Ik ga mijn thee maar opdrinken.

SNIF SNUIF EN SNOTTER

Was ik eindelijk weer een beetje onderweg met schrijven, lezen en reageren, word ik overvallen door bovenstaand allitererend trio. Vermoedelijk hadden zij zich verstopt tussen de boodschappen om zo, ongezien ons huis binnen te komen. Was het daar bij gebleven, dan had ik er nog wel mee kunnen leven, maar zij brachten met z’n drietjes wat gemene extra’s mee.

Het begon heel stiekem met een licht krampje zo hier en daar. De behoefte om de hele dag te slapen was heel vreemd, want niet eerder ervaren. De krampjes ontwikkelden zich tot hevige maagpijn, met als gevolg dat ik nauwelijks nog kon eten. Elke hap probeerde zich onmiddellijk weer een weg naar buiten te banen. Dat voelt niet echt heel fijn, kan ik verzekeren.

Zaterdag zijn we toch naar zoon L in Emmeloord geweest. Dat bleek achteraf een foute beslissing. Ik was tot op het bot verkleumd. En al die botjes waren aan het rammelen, ik leek wel een kleppersetje.

Als je dan ’s middags naar het schaatsen wil kijken, helpt dat ook al niet om warm te worden. Manlief maakt een pannetje stoom voor me klaar. Met een handdoek over mijn hoofd hang ik zuchtend, af en toe naar adem happend boven het pannetje. Ondertussen hoor ik het schaatsverslag. Opeens valt daar de naam Lollobrigida en onmiddellijk zie ik een wulpse donkere Italiaanse schone voor me. Een liedje dringt zich aan me op, een liedje over Gina Gina Gina Lollobrigigida. Hoe beroerd ik me ook voel, dat liedje blijft me de rest van de dag dwars zitten. De schaatsende Lollobrigida lijkt echter totaal niet op de oude bekende Lollo.

Ik heb anderhalf uur op de bank geslapen, en verder half wakend, half slapend gezeten. Alle energie was uit me geslopen, of gezogen, door de extraatjes van snif snuif en snotter. Alles wat ik wilde, was slapen, slapen en dan nog een beetje slapen.  Mijn avond insuline moet op een vaste tijd gespoten worden, half elf. Om tien uur echter hield ik het niet langer vol. Ik checkte mijn bloedsuiker. Shit shit shit! 5.9 dat is veel te laag om de nacht in te gaan. Acht voor de nacht, is mij altijd geleerd. Ik zou iets moeten eten, maar de gedachte aan eten doet me al kokken. Ik probeer iets van mijn lievelingsijs te eten, maar het smaakt helemaal niet naar ijs en ik moet mijn best doen om het binnen te houden. Ik slik en ik zucht en ik slik en ik zucht. Het ijs laat ik staan. Het kan me allemaal niets schelen. Ik ga naar bed.

Dacht ik nou echt dat ik de hele nacht rustig zou kunnen slapen? Hoe naïef. Kwart over een zat ik weer in de kamer. Niet te lang en na een slokje melk, dat gewoon binnen bleef, ging ik terug naar bed. Tot half vijf. Ik was wakker en blijven liggen is dan geen optie. Ik maakte een beker koffie en installeerde me met een overgebleven stuk van de krant van zaterdag. Manlief komt de kamer in en wil weten wat ik aan het doen ben. Nou, dat lijkt me duidelijk dus ik stuur hem terug naar bed. Dat laat hij zich geen tweede keer zeggen. Om half zes ga ik ook weer terug, ik moet wel, want de letters van de krant willen niet stil blijven staan, waardoor het lezen wat uit balans is. Ik houd het vol tot kwart voor acht.

Zondag, dat betekent croissantjes bij het ontbijt. Het eerste croissantje ging goed, het tweede iets minder, dat heb ik dan ook niet helemaal opgegeten. Ook mijn eitje heb ik laten staan. De karnemelk smaakte niet naar karnemelk, dus dat heb  ik niet opgedronken. Lunchtijd hebben we maar een uur uitgesteld, want de croissantjes zaten me nog erg hoog. Als diabeet moet je echter wel zorgen dat je regelmatig iets eet, wil je geen problemen krijgen. Ik doe er zo’n 20 minuten over, maar dan heb ik driekwart boterham weggewerkt. Er kan geen hap meer bij. De middag wordt half slapend en wakend doorgebracht, waarbij de wakende momenten werden veroorzaakt door de pijnen in mijn maag. Ik zei het al eerder, het voelde echt niet fijn.

De avondmaaltijd bestond voor mij uit een half bakje bananenyoghurt. En dat gaf gelukkig geen problemen. Ik had een behoorlijk droge strot inmiddels en manlief voorzag me van een beetje drinken. Ik nam slechts twee ieniemienie slokjes. Slikken en zuchten hielp niet meer, met een mooie boog kwam het er weer uit. Had ik verdorie al die dagen zo mijn best gedaan om alles binnen te houden!

Afgelopen nacht verliep beter dan de nacht ervoor. Ik was echter wel al om half zeven wakker. Ik heb koffie gedronken en een sapje tot mij genomen. Geen problemen.  Het is nu echter lunchtijd, maar mijn maag begint onmiddellijk een opstand bij de gedachte aan eten. Ik dacht echt dat het beter ging, dat valt dus toch wat tegen.

Manlief werd ook lastig gevallen door snif snuif en snotter, maar dan (gelukkig) zonder de maagproblemen. Nu vraag ik me af, zijn er meer mensen die ernstige maagklachten kregen bij een pittige kou?

Dat elk nadeel zijn eigen voordeel heeft, is in dit geval dan weer mooi meegenomen. In het weekend ben ik even snel anderhalve kilo kwijtgeraakt.

« Older entries